De Hollandse IJzeren

De Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij (HIJSM of HSM) werd op

 8 augustus 1837 te Amsterdam opgericht en was de eerste Nederlandse spoorwegmaatschappij. De oprichters waren de civiel ingenieur Willem Christiaan Brade en de zakenmannen Serrurier en Le Chevelier, allen uit Amsterdam.

De eerste spoorweg die de HSM aanlegde was de lijn van Amsterdam naar Haarlem, die op 20 september 1839 voor het publiek werd opengesteld.

Hij bereikte Leiden in 1842Den Haag in 1843 en Delft en Rotterdam in 1847. Deze lijn wordt ook wel de Oude Lijn genoemd. De aanleg van het traject tussen Den Haag en Rotterdam ondervond vertraging door een geschil met een grondeigenaar, beschreven in Het Laantje van Van der Gaag.

Deze eerste spoorlijn werd aangelegd met een spoorwijdte van 1945 mm. Alle latere spoorlijnen werden aangelegd met het inmiddels gebruikelijke normaalspoor (1435 mm). In 1866 was al het breedspoor omgebouwd tot normaalspoor.

Van het originele breedspoormaterieel is niets bewaard gebleven. Vanwege het 100-jarig jubileum in 1939, werd in 1938 van een van de eerste Nederlandse stoomlocomotieven De Arend met drie bijpassende personenwagons een replica gemaakt. Later kwam deze als statisch monument in het Nederlands Spoorwegmuseum te Utrecht. Bij de viering van het 150-jarig jubileum in 1989, werd de loc weer rijvaardig gemaakt. Bij speciale gelegenheden werd de locomotief weer onder stoom gebracht om op het terrein van het Spoorwegmuseum ritjes te maken. Hiervoor ligt een stuk breedspoor op het museumterrein. Sinds 2005 is deze trein onderdeel van de presentatie "De Grote Ontdekking" in het museum.

Het eerste station dat Amsterdam bediende was d'Eenhonderd Roe en lag ongeveer ter hoogte van de huidige Van Hallstraat. Destijds was dit nog grondgebied van de buurgemeente Sloten.

In 1842 kwam er een station bij de Willemspoort, de huidige Haarlemmerpoort, aan de westkant van de stad. Achter de poort lag een brug over de Singelgracht en daarachter lag het station, dus op de plek waar nu het Westerpark ligt. Verderop, richting centrum, aan de Haarlemmerhouttuinen bij het Singel, verrees in 1884 het hoofdkantoor van de maatschappij, gebouw Droogbak, ontworpen door Christiaan Posthumus Meyjes sr.. Van 1878 tot 1889 was het Station Droogbak vertrekpunt voor de treinen van de HIJSM naar Haarlem en Zaandam, tot de opening op 15 oktober 1889 van het Centraal Station.

Op 10 juni 1874 kwam de verbinding naar Hilversum – Amsterdam (Gooilijn) in gebruik, op 15 mei 1876 werd deze verlengd naar Apeldoorn – Zutphen. Dit was de Oosterspoorweg van de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij (HSM).

Op 18 februari 1886 werd ook de spoorlijn Kesteren - Amersfoort geopend, waardoor er een nieuwe HSM-verbinding Amsterdam – Amersfoort – Nijmegen mogelijk werd. Omdat deze lijn komende vanuit Amsterdam al vóór de stad aftakt, was het noodzakelijk aan deze lijn een tweede station Amersfoort Staat te openen. Om toch een overstap te kunnen bieden tussen de beide lijnen van de HSM werd in 1889 een extra station Amersfoort Aansluiting geopend. In 1902 kreeg Amersfoort een nieuw station.

Nederlandsche Centraal-Spoorweg-Maatschappij

De Nederlandsche Centraal-Spoorweg-Maatschappij (NCS) werd opgericht op

 20 februari 1860 in Amsterdam, was vanaf 1876 gevestigd te Utrecht en werd op 

23 mei 1934 ontbonden. Door de NCS werd de Centraalspoorweg Utrecht – Amersfoort – Zwolle – Kampen aangelegd.

 

Het lijngedeelte Utrecht – Amersfoort – Hattem werd geopend op 16 juli 1863.

Hattem – Zwolle, met de overbrugging van de IJssel, volgde op 6 juni 1864. Het Kamperlijntje (Zwolle – Kampen) werd na vertraging door het onderlopen van de Mastenbroekerpolder op 10 mei 1865 in gebruik genomen.

Door de NCS werden ook enkele lokaalspoorwegen geopend in de provincie Utrecht, als zijtakken van de Centraalspoorweg: Den Dolder – Baarn op 27 juni 1898 en Bilthoven – Zeist op 29 augustus 1901. Vertrekpunt voor de lokaaltreinen in Utrecht was vanaf 1904 het Buurtstation, even ten noorden van het hoofdstation van de NRS en hiervan gescheiden door de Leidse Vaart. Vanaf de verbouwing van het Utrechtse Centraal Station in 1936 had dit station 4 buurtsporen en werd het aparte Buurtstation overbodig. De sporen van het buurtstation werden doorgetrokken tot het Centraal Station. Tot in de jaren 1980 bleven de 'Buurtsporen' 1 t/m 4 nog als aparte kopsporen binnen het Centraal Station herkenbaar.

Ook de lokaalspoorlijn Ede – Barneveld – Nijkerk werd vanaf 1902-'03 door de NCS geëxploiteerd.

De NCS exploiteerde ook enkele stoomtramwegenNunspeet - Hattemerbroek (de Zuiderzeetramweg, geopend 1908-1914; eigendom NBM) en Zwolle – Zwartsluis – Blokzijl (geopend 1914; eigendom ZB (overgegaan in NWH) en de elektrische tramlijn Utrecht - Zeist (eigendom NBM).

In 1885 verkreeg de Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij (NRS) de meerderheid van de aandelen van de NCS. In 1890 werd de NRS overgenomen door de Staat der Nederlanden. In 1919 werd de exploitatie van de NCS voortgezet door de Staatsspoorwegen, die in 1917 een belangengemeenschap met de HIJSM was aangegaan. De NCS ging uiteindelijk in 1934 geheel op in de NS.

                                   Foto's feestelijkheden 50 jaar bestaan NCS

              Groenekan                                                                 Station Zeist